Op sportief vlak maakte Feyenoord de laatste jaren de indruk Ajax te zijn voorbijgestreefd. De landstitel, een vaste plek in Europa en een ogenschijnlijk stabieler beleid: het zijn factoren die bij menig supporter de indruk wekken dat de machtsverhoudingen definitief verschoven zijn. Maar op één vlak blijft Ajax de Rotterdamse rivaal volledig overklassen – en dat is de transfermarkt.
De recente miljoenenovergang van Jorrel Hato naar Chelsea onderstreept dat verschil op pijnlijke wijze. Ajax verkoopt een negentienjarige verdediger, die zijn eerste volledige seizoen in het eerste elftal speelde, voor maar liefst 43 miljoen euro. Tegelijkertijd raakt Feyenoord sterspeler Igor Paixão kwijt aan Olympique Marseille voor een bedrag van ‘slechts’ 35 miljoen. Terwijl Paixão op zijn beurt een bepalende rol had gespeeld in de successen van Feyenoord. Hoe is dat verschil te verklaren?
Het Algemeen Dagblad legt de vinger op de zere plek. Volgens de krant is het verschil in marktwaarde deels te herleiden tot het ‘verkoopverleden’ van de clubs. Ajax heeft in de afgelopen jaren een reputatie opgebouwd als leverancier van topspelers voor de Europese elite. Transfers van Antony (100 miljoen naar Manchester United), Frenkie de Jong (86,5 miljoen naar Barcelona), Matthijs de Ligt, Hakim Ziyech en Lisandro Martínez vormen een patroon. Het zijn bedragen waar Feyenoord nauwelijks aan ruikt, laat staan evenaart. Ajax-spelers zijn duurder, en dat is geen toeval.
Die prijszetting is volgens insiders deels psychologisch. Clubs die bij Ajax aankloppen, weten op voorhand dat de vraagprijs fors is. De standaard ligt hoog, en dat verwachtingspatroon beïnvloedt de dynamiek op de transfermarkt. Feyenoord heeft daarentegen pas recent geleerd om stevig te onderhandelen. De verkoop van Orkun Kökçü naar Benfica voor zo’n 25 miljoen euro werd in Rotterdam als een grote deal gezien, terwijl dat in Amsterdam nauwelijks als een toptransfer zou gelden.
Een ander belangrijk aspect is de jeugdopleiding. De Toekomst, het jeugdcomplex van Ajax, heeft internationaal aanzien. Spelers die daar doorbreken dragen automatisch een extra stempel van kwaliteit. Voor clubs in Engeland, Duitsland of Spanje betekent een Ajax-opleiding een zekere kwaliteitsgarantie, mede door de successen van talloze alumni. Hato, met een nominatie voor de prestigieuze Golden Boy Award en een linkspoot op een schaarse positie in de verdediging, vertegenwoordigt een profiel dat op de markt eenvoudig meer waard is. Feyenoord beschikt met Sportcomplex 1908 inmiddels over een moderne opleidingsfaciliteit, maar het internationale imago is nog in opbouw.
Ook externe factoren spelen een rol. De Premier League – waar Chelsea actief is – staat bekend om zijn koopkracht. Clubs uit Engeland betalen sneller de hoofdprijs voor jonge, talentvolle spelers met potentie tot restwaarde. Ligue 1-clubs zoals Marseille zijn daarentegen vaak meer gericht op spelers die direct renderen en blijven in hun uitgaven doorgaans onder het niveau van Engelse topclubs. Voeg daarbij het blessureverleden van Paixão, en het verschil in transfersom tussen hem en Hato wordt ineens iets beter te begrijpen.
Wat deze dynamiek vooral blootlegt, is de kracht van reputatie op de transfermarkt. Ajax verkeert in een positie waarin clubs bereid zijn te betalen voor de belofte van kwaliteit, zelfs als de prestaties op het veld de laatste jaren wisselvallig zijn. Het imago van talentenfabriek, gecombineerd met een historisch sterke verkoopstrategie, levert de Amsterdammers keer op keer miljoenen op.
Voor Feyenoord is het contrast frustrerend. Terwijl de club sportief is gegroeid en structureel meedoet in Europa, blijft het financieel in de schaduw staan. De huidige transfermarkt leert dat reputatie zich niet in één of twee seizoenen laat omschrijven. Het is het resultaat van jarenlange opbouw, consistente communicatie en slimme positionering. Waar Ajax inmiddels een merk is dat garant staat voor grote deals, moet Feyenoord nog bewijzen dat het structureel waarde creëert.
Toch gloort er hoop aan Rotterdamse zijde. De verkoop van Paixão voor 35 miljoen is wel degelijk een record en een signaal dat de club de weg omhoog heeft ingezet. Met spelers als Quilindschy Hartman, Antoni Milambo en mogelijk ook Anis Hadj Moussa beschikt Feyenoord over jong talent dat in de toekomst wél in de vijver van de Europese elite zou kunnen belanden. Maar om op dat niveau spelers voor vijftig miljoen en meer te slijten, moet er nog veel gebeuren – op én buiten het veld.
De transferzomer van 2025 maakt één ding duidelijk: de kloof tussen sportief succes en commercieel rendement is hardnekkiger dan gedacht. Ajax heeft dan misschien sportief een paar dramatische jaren achter de rug, het vermorzelt Feyenoord voorlopig nog steeds op de transfermarkt. En zolang die balans niet verschuift, zal het gevoel van echte machtsverschuiving in het Nederlandse voetbal altijd relatief blijven.