Wie de duurste Feyenoorders naast de duurste Ajacieden legt, ziet een hardnekkig patroon: spelers van Ajax leveren structureel hogere transfersommen op. Dat is geen waardeoordeel over kwaliteit, maar het resultaat van zichtbaarheid, timing en Europese prestaties. De Telegraaf schetst die kloof en wijst vooral op het podium waarop Ajax de afgelopen jaren kon schitteren: de Champions League. Feyenoord boekte onder algemeen directeur Dennis te Kloese stevige vooruitgang met stabiele verkopen rond de 25 tot 35 miljoen euro, maar de echte jackpotdeals – 80 tot 100 miljoen – bleven tot nu toe uit.
De transferkloof in cijfers en verhoudingen
Ajax kon in een kort tijdsbestek wereldtransfers noteren dankzij spelers die zich bewezen op het hoogste Europese toneel. Frenkie de Jong ging voor circa 86 miljoen euro naar Barcelona, Matthijs de Ligt voor ongeveer 85 miljoen naar Juventus en Antony zelfs voor rond de 100 miljoen naar Manchester United. Zulke bedragen zijn uitzonderlijk voor de Eredivisie, maar de Amsterdamse club wist de internationale vraag te maximaliseren op het moment dat de wereld meekeek.
Feyenoord zette de laatste jaren weliswaar een duidelijke stap vooruit in verkoopopbrengsten, maar nog niet op dat niveau. De lijn is echter opvallend consistent: elke zomer onder Te Kloese vertrok er minimaal één basisspeler voor 25 tot 35 miljoen euro. Dat patroon wijst op een stevig fundament in scouting, ontwikkeling en timing, al blijft het verschil met de absolute topdeals van Ajax zichtbaar.
Europese etalage maakt het verschil
Volgens De Telegraaf ligt de kern van het verschil in de prestaties op het Europese podium. Ajax bereikte een halve finale in de Champions League en nam onderweg enkele topclubs te grazen. Dat soort campagnes vergroot de zichtbaarheid van spelers exponentieel en drijft de prijs op. Feyenoord heeft de afgelopen jaren wel stappen gezet, met onder meer een finaleplaats in de Conference League en solide Europese campagnes, maar de doorbraak in de Champions League naar de laatste fases bleef uit. Zonder die etalage is het lastiger om door te stoten naar transfers boven de 60 tot 100 miljoen euro.
De implicatie is helder: prestaties op een avond in Turijn, Londen of Madrid kunnen tientallen miljoenen schelen. Clubs uit de vijf grote competities betalen graag een premie voor spelers die zich al bewezen tegen Europese top tegenstanders. Zolang Feyenoord die etalage minder vaak benut, blijft de transferpiek iets lager dan in Amsterdam.
Verkoopbeleid onder Te Kloese: consistente kasstromen
Feyenoords transferbalans oogt onder Te Kloese gedisciplineerd en effectief. In 2022 vertrok Luis Sinisterra voor circa 25 miljoen euro naar Leeds United. Een jaar later volgde aanvoerder Orkun Kökçü, die voor ongeveer 30 miljoen euro de overstap maakte naar Benfica. In 2024 ging Mats Wieffer voor zo’n 32 miljoen naar Brighton & Hove Albion. En in 2025 volgde een driedubbel dossier met Santiago Giménez, Igor Paixão en Dávid Hancko, die ieder voor bedragen boven de 30 miljoen euro vertrokken. Die reeks illustreert een structurele waardecreatie: Feyenoord brengt spelers naar een niveau waarop Premier League- en top-vijflandenclubs bereid zijn fors te betalen.
Belangrijk is ook de timing. Zich sterk ontwikkelende spelers worden verkocht voordat hun contractduur te kort wordt of hun vorm curve afvlakt. Dat levert niet de honderd miljoen op van een Europese superster, maar wel een solide cashflow en beperkte risico’s op onverkochte assets.
Inkoopbeleid: klein budget, groot rendement
De andere kant van de medaille is minstens zo relevant: de aankopen. Feyenoord betaalt onder Te Kloese doorgaans tussen de 2 en 10 miljoen euro voor individuele spelers, een range die past bij de financiële slagkracht van de club en de Eredivisie. Voorbeelden van duurdere inkoop die nog niet volledig rendeerde zijn Luka Ivanusec (ongeveer 8 miljoen euro) en Ramiz Zerrouki (circa 7,5 miljoen). Daar staat tegenover dat enkele gerichte aankopen spectaculair uitpakten: Santiago Giménez kwam voor ongeveer 6 miljoen, Igor Paixão voor zo’n 4,5 miljoen en Dávid Hancko voor circa 8,3 miljoen. Stuk voor stuk spelers die sportief sleutelrollen vervulden en financieel een veelvoud opleverden bij doorverkoop.
Die strategie past bij de realiteit van de Nederlandse markt: slimmer scouten dan de concurrentie, vroeg instappen bij spelers met groei potentie en gedisciplineerd blijven in salaris- en transfersommen. Het is minder glamoureus dan megadeals, maar vergroot de kans op een positief saldo en een gezonde selectie-omloop.
Waar het geld naartoe gaat
De opbrengsten verdwijnen niet in een bodemloze put. Volgens de berichtgeving wordt de winst onder meer ingezet om de invloed van de Vrienden van Feyenoord te verkleinen en om De Kuip te renoveren. De Vrienden van Feyenoord, een investeringsvehikel dat in moeilijke tijden kapitaal en stabiliteit bracht, hebben mede geholpen om de club weer op koers te krijgen. Het geleidelijk terugdringen van die externe invloed – door aandelen terug te halen en de balans te versterken – past bij een bredere strategie om Feyenoord financieel autonomer te maken.
Tegelijkertijd is investeren in stadion en faciliteiten cruciaal om sportief en commercieel mee te groeien. Een gemoderniseerde Kuip kan hogere wedstrijddag-inkomsten, betere hospitality en extra commerciële mogelijkheden opleveren. Op langere termijn vergroot dat de structurele inkomsten en dus de ruimte voor salarissen, behoud van sleutelspelers en gerichtere aankopen.
Sportieve implicaties en marktpositie
De keuzes van Feyenoord tonen een club die bewust bouwt aan een duurzaam model. Door te focussen op een brede basis van verkopen rond de 25 tot 35 miljoen en tegelijk verstandig te investeren in de organisatie, verkleint de club de afhankelijkheid van een incidentele megadeal. Het nadeel is dat het sportief elk jaar puzzelen blijft: sleutelspelers vertrekken en moeten worden vervangen zonder de garantie dat hun opvolgers direct presteren.
Het doorbreken van het transferplafond hangt samen met prestaties op Champions League-niveau. Een kwartfinale of halve finale, gecombineerd met een sterspeler die uitschiet tegen topclubs, kan het prijsniveau in één klap veranderen. Tot die tijd is de realiteit dat Ajax, dankzij eerdere Europese topcampagnes, een hogere referentieprijs in de markt heeft gezet. Die reputatie werkt vaak door in onderhandelingen: kopers verwachten dat Ajacieden al getest zijn op het hoogste niveau en betalen daarvoor een premie.
Vooruitblik: wat is er nodig voor de volgende stap?
Voor Feyenoord ligt de sleutel in consistentie: jaarlijks Champions League voetbal, een stabiele kern aanhouden, en de best presterende talenten verkopen op het piekmoment. Scouting blijft de levensader; het vinden van de volgende Giménez, Paixão of Hancko is essentieel om zowel sportief als financieel te blijven groeien. Daarnaast helpt een sterker salarishuis om sleutelspelers net een jaar langer te binden, zodat ze zich kunnen bewijzen in Europa en zodoende de verkoopprijs stijgt.
Intussen blijft Ajax – ondanks eigen sportieve schommelingen – profiteren van de gevestigde reputatie op de transfermarkt. De kloof is niet onoverbrugbaar, maar vraagt van Feyenoord om de lijn van de afgelopen jaren vol te houden en op het juiste moment te pieken in Europa. Pas dan komen de absolute topdeals in zicht die het verschil met Amsterdam kunnen dichten.
Samenvattend: Ajax casht traditioneel hoger dankzij Europese etalage en een reputatie die is opgebouwd in topcampagnes. Feyenoord heeft onder Te Kloese een robuust en duurzaam model neergezet met consequente verkopen en slimme aankopen. De winst wordt benut om de club financieel en infrastructureel te versterken. De volgende stap? Europese doorbraken die de transferlat structureel hoger leggen. De bouwstenen liggen er; nu is het zaak om de sportieve piek en de markt te laten samenvallen.